Onlangs werd ik uitgenodigd als begeleider van een verjaardag feestje. Het was een groep van 10 jongens en één meisje in de leeftijd van ongeveer 11 jaar. Voor dit doel had de vader van de jarige, Ron, een gymzaaltje afgehuurd.
Het is een klassiek gymzaaltje, met een muf riekende kleedruimte en stevige houten banken aan een ruw bakstenen muur geschroefd. Kleine raampjes met tralies en een bak met vergeten sportspullen. We gaan de zaal in. Daar, in een nis, verborgen achter een nettengordijn, staat alle lekkernij voor deze energieke club kinderen. We zien de lange mat op een karretje , de kast, de bok, springplanken, minitrampoline, de dikke mat en nog veel meer. Voor zoveel mooie ingrediënten is maar één passend recept, Apenkooien!
De kinderen richten zelf de zaal in, de touwen komen als dronken pieren over de rails aan het plafond aangewaggeld. De lange matten kar is best te duwen met drie kinderen. Men vind het klimrek toch te onhandig. Er wordt voortdurend overlegd tussen de kinderen, want het moet spannend zijn, uitdagend en met ‘sluiproutes’ voor de tikker. Gekleurde hoepels op de grond als staptegels naar een veilig oord. De dikke mat, in het midden van het zaaltje, wordt een verzamel plek om te chillen. De kinderen proberen regelmatig of de opstellingen werken. Effe proef op de springplank over de kast op de mat, verder over de bank, yess!
Ron en ik laten de kinderen hun gang gaan en helpen bij wat ze niet zelf kunnen. De dikke mat wordt ondertussen een eiland met hyper enthousiaste kinderen. Dan doet Ron, in zijn eentje, een glorieus testrondje langs alle toestellen als een soort openingsceremonie en kunnen we beginnen. Ik vind een fluitje tussen de spullen en we moeten nog spelregels afspreken, de gymleraar in mij ontwaakt. Nu blijkt dat iedereen andere regels en ideeën heeft over hoe apenkooi gespeeld moet worden, de kinderen proberen elkaar te overtuigen. “ Ja, maar bij ons op school……..”
We spreken een paar basisregels af waar we het wél over eens zijn, en beginnen. De kinderen zijn dol enthousiast omdat hun parcours werkt, en al spelende komen ze op nog betere ideeën. Ik blaas op m’n fluitje en vraag hoe het gaat. De aanloop naar de touwen wordt veranderd zodat grote én kleine kinderen in het touw kunnen duiken. Ook komt er een ‘terug tik’ variant en een ‘allemaal vrij’ optie ter sprake. We besluiten om nog een proefronde te doen en te kijken hoe de laatste aanpassingen uitpakken. Na 10 min spelen fluit ik om te checken. ‘Niet stoppen, het is juist zo leuk’ roepen de kinderen met een rood hoofd. De bezwaren zijn vergeten, of niet meer van toepassing. Door te doen komen de kinderen er achter wat werkt en wat niet. Daarna stoppen we nog regelmatig, om het parcours aan te passen, te eten en drinken op de dikke mat en kletsen we over hoe leuk het is.
Iedereen wordt wat moe, en als vanzelf beginnen de kinderen met afbreken van het parcours. Ook dit wordt een spel. Nog nooit heb ik een groep kinderen met zoveel lol en toewijding een gymzaal zien opruimen. Ron en ik kijken elkaar aan: hoe gaaf is het om een groep kinderen enthousiast aan het spelen te krijgen, verantwoordelijkheid te geven voor slagen van hun eigen verjaardagsfeestje. En, hoeveel lol hebben wij gehad als begeleider.
Hoe pas je dit nu toe op je werk? Hierbij een paar tips; maak het proces minstens zo belangrijk als het doel. Maak fouten, zie het als een leermoment. Focus je op overeenkomsten en begin. Regelmatig even kort werk overleg is effectiever dan lange vergaderingen. Bij grote veranderingen in het proces eerst een stap maken, kort evalueren, aanpassen en verder. Geef het goede voorbeeld, dat doet volgen. Grijp als leidinggevende alleen in wanneer medewerkers het echt niet alleen kunnen. Na stap 1, komt stap 1. Het is te leren.
We kunnen natuurlijk ook gewoon gaan apenkooien, ik weet nog wel een zaaltje!
Ger Casparie