Ik heb mij losgemaakt van mijn ouders én de katholieke kerk door een fietscrossclubje op te richten.
Onlangs vond ik een schrijven terug waarmee ik als twaalfjarig jongetje vriendjes uitnodigde lid te worden van dat clubje. Ik schreef: ‘Als je nog geen crossfiets hebt, dan zoeken we met zijn allen één. (…) Ik dacht aan 25 cent per week, als dat niet goed is, zeg het dan.’ En, tot slot: ‘Ik reken op jullie, schrijf terug. Dan houden we een vergadering.’ Op zondagochtenden, heel vroeg, reden wij onze wedstrijden. Terwijl onze ouders zich klaarmaakten voor de kerk, crosten wij in onze overalls op onze zelfgebouwde fietsen, zonder spatborden en bagagedragers, door het bos met de heuvels.
Het fietscrossclubje is een mooi voorbeeld van mijn drang om ongewenste situaties niet voor lief te nemen en naar oplossingen te zoeken. Ik voelde als jongen van 12 wel aan dat openlijk verzet tegen mijn ouders en de kerk niet handig was. Wist van mijn ouders dat ze ons niet wilden gaan dwingen om naar de kerk te blijven gaan. Ze hadden alleen geen idee hoe om te gaan met deze verandering. Daardoor ontwikkelde ik dit plan, wat voor iedereen de beste oplossing was. Vooral door het officieel te maken, een fietscross club met leden, contributie en een vergadering, kreeg het meer zeggingskracht. Het gaf mijn ouders het gevoel dat ik verantwoordelijkheid zou gaan nemen.
Nu, 40 jaar later, faciliteer ik creatieve oplossingen bij verandering-vraagstukken én doe op zondagochtend graag een rondje op mijn racefiets met vrienden.
Ger Casparie